De Nederlandsche Nationale Kleederdrachten uit 1917 is een overzicht van de nationale Nederlandse klederdrachten door kunstschilder en kostuumhistoricus Theo Molkenboer. Het boek geeft uitgebreide beschrijvingen en foto’s van de streekdracht die in 1916 in Nederland door de bevolking gedragen werd.

Aanleiding voor de studie was het Nationale Klederdrachtenfeest dat in 1913 in Amsterdam voor koningin Wilhelmina gehouden werd. Het feest was een initiatief van de kunstenaar en onder zijn leiding kwamen zo'n 600 personen in ongeveer 100 verschillende drachten in Amsterdam bijeen. Voor de Staphorster groep werd de hulp ingeroepen van de 22-jarige Klaas Klooster uit Rouveen. Deze bekende - later wethouder - bewoner van Staphorst zorgde voor foto’s en gegevens over typisch Staphorster gebruiken en regelde de deelname uit de gemeente.

Molkenboer’s studie was een poging om de streekdracht, die in de vroege twintigste eeuw als achterlijk en boers beschouwd werd, van de ondergang te redden – het dragen van klederdracht was toen al aan het verdwijnen – en te herwaarderen: 'Verheffend schoon' vindt Molkenboer de klederdrachten niet, maar over ’t algemeen 'wel aardig, merkwaardig en typerend'.

In het boek is een hoofdstuk gewijd aan de klederdracht uit Staphorst: ‘De Staphorster-dracht onderscheidt zich van de andere drachten door haar bijzondere compleetheid, zoowel voor mannen, vrouwen als kinderen.’ De vele foto’s in het boek zijn van Molkenboer’s hand en bevinden zich nu in de collectie van het Openluchtmuseum Arnhem.

ISBN: 978 38 49543 23 5

Ook beschikbaar als ebook


Ook over dit onderwerp

- Essay van Jacco Hooikammer (Openluchtmuseum Arnhem) over Molkenboer

Over de auteur

Theodorus Henricus Antonius Adolph Molkenboer (Leeuwarden, 1871 - Lugano, 1920) was een Nederlands schilder, maar ook bouwkundig tekenaar, beeldhouwer, portretschilder, kostuumhistoricus, graficus, ontwerper en boekbandontwerper. Hij was de oudste zoon van beeldhouwer/tekenaar Willem Molkenboer en Marie der Kinderen, de zuster van beeldend kunstenaar Prof. Antoon der Kinderen. Theo was bovendien de broer van de kunstenaars Antoon en Phemia Molkenboer en van de Vondelkenner professor Bernard Molkenboer.

Theo Molkenboer studeerde in 1891-1892 aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij kreeg daar onder andere les van zijn oom Antoon der Kinderen en van Gerrit Willem Dijsselhof. In 1891 studeerde hij af aan de - door zijn vader opgerichte - Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijs, afdeling bouwkunde en rechtlijnig tekenen. In datzelfde jaar behaalde hij de M.O. akten voor handtekenen en voor bouw- en werktuigbouwkundig tekenen. Van 1890 tot 1892 werkte hij in het atelier van Dr. Pierre Cuypers, architect te Amsterdam, als bouwkundig tekenaar.(Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Theo_Molkenboer)

Theo Molkenboer had bijzondere belangstelling voor kunstnijverheid en streekdracht en was een gepassioneerd pleitbezorger voor de bescherming van onze zuivere folklore. Hij beschuldigde de Nederlandse regering ervan niets te ondernemen om de klederdracht te beschermen of te inventariseren. Het gevolg was, volgens Molkenboer, een onkundige exploitatie van de Volendamse visser als nationale dracht. Door internationale belangstelling ten tijde van de watersnoodramp in Noord-Holland, was in het buitenland het beeld ontstaan dat Nederlandse klederdracht synoniem was met het Volendamse visserskostuum. Molkenboer nam de Nederlandse regering deze Volendammerij ernstig kwalijk. Als reactie daarop maakte hij zijn eigen klederdrachtenoverzicht. (Bron: http://www.dbnl.org)

Theo Molkenboer overleed in 1920 op 49-jarige leeftijd aan tuberculose, in een sanatorium in Agra (Lugano, Zwitserland)



Toelichting
Wendelien Voogd

Molkenboer stelde zijn klederdrachtenboek samen in een tijd waarin de studie Volkenkunde zijn opwachting maakte. De oprichting van het tijdschrift Volkskunde in 1888 gold als begin van de Volkskunde als wetenschap. In die periode van industrialisatie en stedelijke groei ontstond er bij de burgerij een belangstelling voor de plattelandscultuur, die zij het liefst zagen als onveranderlijk en authentiek.

Vanuit de burgerlijke belangstelling voor de volkskunst werden allerlei feestelijke manifestaties georganiseerd. Zo was er tijdens de herdenking van honderd jaar Nederlandse onafhankelijkheid in 1913 op het plein achter het Rijksmuseum in Amsterdam een zogeheten klederdrachtenfeest. Dit gebeurde onder leiding van Theo Molkenboer en koningin Wilhelmina was erbij aanwezig. In 1919 werd eenzelfde feest gegeven in het toen net geopende Openluchtmuseum in Arnhem.

Voor het bijeenbrengen van de Staphorster groep riep de kunstenaar/fotograaf/graficus Molkenboer de hulp in van een 22-jarige Staphorster jongeling, de latere wethouder en pleitbezorger van ruilverkaveling, Klaas Klooster. Klaas Klooster had er geen gemakkelijke klus aan, want de dominee waarschuwde tegen dergelijk wereldlijk vermaak. De ‘traditionele Staphorsters’ die Klooster naar Amsterdam meenam, waren dan ook stuk voor stuk familieleden en dorpelingen die in het dagelijks leven allang geen klederdracht meer droegen. Op een foto uit 1917, genomen door Molkenboer tijdens het Klederdrachtenfeest op 12 september 1913, ontdekken we dan ook niet toevallig Klaas Klooster en Lijsje Klooster-Visscher uit Rouveen op het foto-onderschrift. (zie: http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NOMA01:AA22724).

De burgerij in het begin van de twintigste eeuw wilde zich graag laven aan authentieke en overanderlijke vaderlandse plattelandscultuur en liet zich daarbij met plezier foppen. Een beetje zoals tegenwoordig, nu authenticiteit dé marketingtrend is, mannen weer baarden dragen en onze mode geïnspireerd is door folklorestoffen. Stoffen die worden aangeduid als ‘authentiek Staphorster’, maar die vaak helemaal niet oorspronkelijk uit Staphorst blijken te komen. Soms komen ze uit Duitsland, of zelfs zo ver als uit Canada, of zijn ze op een zondagmiddag bedacht door een Staphorster stoffenverkoper die zich verveelde (stipwerk). Het is met de authenticiteitsdiscussie in de folklore een beetje zoals met het Droste-effect: onmogelijk om aan te geven waar het begint en waar het eindigt. Niet aan beginnen dus.


De Nationale Kleederdrachten volgens Theo Molkenboer
Door Jacco Hooikammer (Kostuumkenner en werkzaam bij het Openluchtmuseum Arnhem)

Het is een fraaie, maar bovenal belangwekkende vertooning, al die bewoners van ons kleine landje te zien voorbijgaan in hun wonderlijke en eigenaardige dracht, van ouder tot ouder bewaard, geërfd somwijlen van overgrootmoeder op achterkleinkind... …Het publiek is opgetogen en kijkt en kijkt…
(Algemeen Handelsblad, 13 september 1913)

In het laatste jaar voor de Eerste Wereldoorlog was het terrein achter het nog jonge Rijksmuseum in Amsterdam het toneel voor een groots klederdrachtenspektakel. Naar schatting kwamen zo’n 600 mensen uit heel Nederland in hun lokale drachten naar de hoofdstad. De ‘duizenden en tienduizenden toeschouwers’ langs de kant van de straten zagen Zeeuwen, Friezen, Staphorsters, Markers en vele anderen uit alle uithoeken van het land aan zich voorbij komen.
De initiatiefnemer voor dit Kleederdrachtenfeest, georganiseerd ter gelegenheid van het eeuwfeest van het Nederlandse koninkrijk, was Theo Molkenboer. Hij was erg onder de indruk van de schoonheid van de Nederlandse streekdrachten. Het evenement stond niet op zichzelf. Aan het begin van de 20ste eeuw organiseerden wel meer Europese landen omvangrijke manifestaties waarmee zij hun trots op de nationale folklore konden uiten. De cultuur van boeren en vissers werd algemeen beschouwd als de meest pure en minst door de moderne tijd aangetaste cultuur.

Wie was deze Theo Molkenboer? Theodorus Henricus Antonius Adolf Molkenboer werd op 23 februari 1871 geboren te Leeuwarden. Hij overleed op 1 december 1920 in een sanatorium nabij het Zwitserse Lugano, waar hij werd verpleegd vanwege TBC. Zijn vader Willem was tekenaar en beeldhouwer. Zijn oom van moeders zijde was de destijds bekende kunstenaar Antoon Derkinderen. Theo was schilder, bouwkundig tekenaar, beeldhouwer, portretschilder, kostuumhistoricus, graficus, ontwerper en boekbandontwerper. Hij studeerde in 1891-1892 aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Hij werkte ondermeer in het atelier van de architect Pierre Cuypers en was artistiek leider voor de Plateelfabriek Holland te Utrecht. Hij schilderde, tekende, etste en lithografeerde veel portretten van bekende persoonlijkheden in zijn tijd. In navolging van zijn broer Antoon trok hij in 1909 naar de Verenigde Staten, waar beiden veel opdrachten verwierven. Molkenboer schilderde er ondermeer een portret van de toenmalige president William Howard Taft. In 1913 keerde hij naar Nederland terug.

Voor het volksfeest in Amsterdam werd een omvangrijk programma opgesteld. De deelnemers aan het Kleederdrachtenfeest werden ontvangen in Artis. Vandaar werden ze per tram naar het IJsclubterrein (tegenwoordig het Museumplein) gebracht. De trams ploegden zich met moeite door de toegestroomde menigte. Op het IJsclubterrein stonden tribunes opgesteld met genodigden, waaronder de Koninklijke familie. De deelnemers voerden dansen op en zongen vaderlandse liederen. Koningin Wilhelmina en haar moeder spraken de deelnemers toe waarna de deelnemers in optocht door de stad trokken, toegeschouwd door een grote menigte.

Tijdens de festiviteiten fotografeerde Molkenboer een groot deel van de deelnemers. Hij maakte ook twee opnamen van aanwezige Staphorsters. In de daaropvolgende jaren zocht hij verschillende deelnemers thuis op voor een uitgebreidere fotosessie. Zo ging hij op bezoek in Spakenburg, Hierden, Kampen en Zuid-Beveland. Omstreeks 1915 bezocht hij de familie Klooster in Rouveen. In de zomer van 1916 begon hij met het schrijven van een boek, dat in 1917 bij uitgeverij J.M. Meulenhoff te Amsterdam verscheen onder de titel: De Nederlandsche nationale Kleederdrachten. Het doel was de bestaande realiteit af te beelden en die te beschrijven, om zo een inventarisering te maken van wat er in 1916 nog over was gebleven van de ‘Hollandsche inheemsche drachten’. Hij gaat eerst in op het fenomeen volksdracht en beschrijft waarom volkdracht is gerelateerd aan identiteit. Vervolgens geeft hij een beschrijving van de afzonderlijke drachten. Hij vond de recente toevoegingen zoals bijvoorbeeld de zogenoemde ‘capottehoeden’ die in verschillende drachten over de mutsen worden gedragen ‘een toonbeeld van verregaande onredelijkheid en smakeloosheid’. Volgens hem maakten dit soort toevoegingen ‘het geheele costume en de draagster zelf werkelijk belachelijk’. Molkenboer had blijkbaar niet begrepen dat de Nederlandse drachten juist zijn ontstaan door voortdurende verandering en ontwikkeling.

Het beschrijven van alle Nederlandse drachten bleek een omvangrijke klus. Hij had een subsidie aangevraagd om het verdere onderzoek te bekostigen, maar ondanks positief advies van de KNAW liep deze aanvraag op niets uit. Door zijn overlijden in 1920 werd zijn werk plotseling afgebroken. In 1921 verkochten zijn erfgenamen zijn streekdrachtdocumentatie aan de Vereeniging Het Nederlandsch Openluchtmuseum te Arnhem. Deze collectie bestond uit ruim 300 foto’s en een aantal schetsen en aquarellen. Hierbij zijn 12 opnamen van Staphorst en Rouveen (2 opnamen uit 1913 en 10 opnamen die zijn gemakt bij de familie Klooster).

Molkenboer heeft zijn complete overzichtswerk niet kunnen voltooien. De voorpublicatie die wel verscheen, is in wetenschappelijk opzicht verouderd. De fraaie foto’s echter geven een goed tijdsbeeld en zijn nog steeds een waardevolle bron voor hedendaagse onderzoekers van streekdracht.

Jacco Hooikammer
(Kostuumkenner en werkzaam bij het Openluchtmuseum Arnhem)


Terug naar het overzicht

release 1 januari 1917
vorm onderzoek
auteur Th. Molkenboer
uitgever J. M. Meulenhoff (Amsterdam)

Deel dit artikel